Stichtse Vecht heeft prachtige landschappen, veel erfgoed, historische dorpen, buitenplaatsen, oude boerderijen en forten. Bijzonder is dat Stichtse Vecht 2 systemen en snelheden naast elkaar kent, de ’langzame Vecht’ en de ’snelle Vecht’ (grote infrastructuur). Het leven gaat er op 2 snelheden. De moderne verbindingen maken dat Stichtse Vecht goed op de Randstad is aangesloten. Het oude landschap zorgt voor een aangename leefomgeving met voorzieningen, natuur en cultuur. Als je inzoomt, blijken beide werelden onderverdeeld in sferen en structuren.
De ‘langzame Vecht’ en de ‘snelle Vecht’ hebben beide bijzondere kwaliteiten die we in stand willen houden. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden in lijn met schaal, maat en logica van de trendlijnen.
Het landschap van Stichtse Vecht loopt vanaf het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug naar het westen af. In dit gebied vormen de rivieren Vecht, Aa en Angstel het hart van een watersysteem met rivieren, vaarten, weteringen en houtkaden. Sinds de tijd van Romeinen heeft de mens het landschap gebruikt voor landbouw en turfwinning. Langs de rivieren ontstonden dorpen op goed bewoonbare en verdedigbare plekken. Over het water werd handel gedreven. Deze activiteiten zorgde voor een verandering van het landschap: de rivieren en oeverwallen liggen nu relatief hoog, terwijl de achterliggende veengebieden zijn weggezakt en nu onder water staan.
De Vechtstreek is tegenwoordig een rijk en gevarieerd cultuurlandschap. Langs de rivieren van Stichtse Vecht spelen veel ruimtelijke opgaven, zoals het drukke verkeer, verstedelijking en recreatiedruk.
Stichtse Vecht telt 12 oude dorpen, waarvan 9 op de oeverwallen van de Vecht, Aa of Angstel. Via de rivier was handel mogelijk met Romeinen, Friezen, Franken en Vikingen. In de Middeleeuwen werden op strategische plaatsen kastelen gebouwd en in de 17e eeuw kwamen de buitenplaatsen. Vanaf de 19e eeuw ontstond een nieuw landschap van spoorlijnen, wegen en kanalen ten westen van de Vecht. Hierdoor bleven de gevolgen van modernisering en schaalvergroting in de dorpen beperkt en behielden zij hun schoonheid. In de 20e eeuw groeiden de dorpen voor forenzen en werden ze een toeristische bestemming. Elk dorp is anders door zijn geschiedenis en plek in het landschap. Samen vormen ze een afspiegeling van de historische rijkdom van de streek.
Het verlagen van de waterstand was erg belangrijk voor de landbouw. De bodem van Stichtse Vecht bestond uit verschillende soorten veen. Er ontstonden 3 zones:
- de Vechtweiden op de komgronden
- de veenweiden ten oosten van de Vecht
- de veenweiden ten westen van de Vecht
Het westelijk veenweidegebied werd ingericht voor de landbouw met een ‘zes-voorling’ copeverkaveling, met het dorp Kockengen en de dorpslinten Kortrijk en Portengen. Het oostelijk veenweidegebied bestaat uit twee zones: langs de rivier een zone voor landbouw met een copeverkaveling en daarachter veenplassen, de droogmakerij Bethunepolder en de dorpsplinten van Tienhoven en Oud-Maarsseveen. De veenplassen zijn het gevolg van grootschalige turfwinning. Dit gebied is nu grotendeels een natuur- en recreatiegebied. Het westelijk veenweidegebied ligt wat geïsoleerd van de Vechtdorpen en de oeverwallen, vanwege de moderne infrastructuur (snelweg, kanaal, spoorlijn). Door ontwatering van het veengebied daalt de bodem en komen broeikasgassen vrij. Dit is een onomkeerbaar proces dat nu, na vele eeuwen ontginning in de veenweidegebieden in een kritieke fase is beland.
Langs de Vecht bouwden rijke mensen uit Amsterdam en Utrecht in de Gouden Eeuw buitenhuizen met grote tuinen. In de loop van de eeuwen werden de buitenplaatsen aan steeds aangepast. Door snellere verbindingen (trein, auto) werd vaste bewoning mogelijk. De buitenplaatsen zijn te zien als hele vroege voorbeelden van bijvoorbeeld de suburb, het buiten wonen, herbestemming en verstedelijking van het platteland.
Veel buitenplaatsen kregen een 2e leven als kantoor, klooster of gemeentehuis en de tuinen als park of natuurgebied. Ook nu is het luxe wonen buiten de stad weer populair. Op de buitenplaatsen kan modern wonen samengaan met recreatie, landbouw of natuurontwikkeling. Er zijn nog maar weinig buitenplaatsen met tuinen die in hun geheel gaaf bleven en maar één eigenaar hebben. Maar het buitenplaatsenlandschap als geheel bleef wel bewaard, als een van de 9 buitenplaatsengordels van de provincie Utrecht.
De Oude Hollandse Waterlinie (OHW) en Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) zijn typische Hollandse verdedigingswerken. In geval van oorlogsdreiging werden grote gebieden onder water gezet en daarmee was er voor de vijand geen doorkomen aan. Op de zwakke plekken in de linies kwamen forten. De linies vormen een strategisch landschap met een slim watersysteem van dijken, kanalen, sloten, sluizen en militaire werken.
In Stichtse Vecht ontmoeten de oude en de nieuwe Hollandse waterlinie elkaar bij Fort Nieuwersluis. Het strategische landschap, dat onder water kon worden gezet, bleef goed herkenbaar. De waterlinies worden niet meer als militaire linie gebruikt, maar wel voor landbouw, recreatie en natuur. De forten hebben een nieuwe bestemming gekregen of zijn natuur geworden.
Stichtse Vecht is de verbinding tussen Amsterdam en Utrecht. Vroeger liepen de verbindingen langs en over de rivier de Vecht. In de 19e eeuw ontstonden iets naar het westen nieuwe, snellere verbindingen: de Rijksstraatweg, het Amsterdam-Rijnkanaal, de spoorlijn, de snelweg (A2) en de hoogspanningsmasten en andere leidingen.
Tegenwoordig ligt dit landschap van infrastructuur als een brede bundel door het veenweide- en vechtweidegebied. Bijzondere elementen zijn de kunstwerken (bruggen, sluizen), de boomstructuren en beplanting. Net als vroeger gebeurde bij de verbindingen langs de Vecht, verandert ook de omgeving van de moderne infrastructuur. Bijvoorbeeld door de komst van industrie en woon-en werkgebieden (snelweglocaties). De effecten op het landschap worden steeds groter, waarbij de open gebieden tussen Vecht en de corridor onder druk komen te staan.
In de Gouden Eeuw reisden de rijke mensen uit Amsterdam en Utrecht per trekschuit naar hun buitenplaats aan de Vecht. Tegenwoordig is Stichtse Vecht makkelijk te bereiken en vormt de gemeente de achtertuin van de Randstad. Forenzen uit de Vechtdorpen reizen naar Amsterdam of Utrecht op een neer. Langs het kanaal en de snelweg vind je zich bedrijven en fabrieken. Het onderscheid tussen stad en buitengebied is minder zichtbaar. Anderhalve eeuw verstedelijking langs de Vecht is terug te zien aan de fabriekscomplexen, woonbuurten, woonboten en de nieuwe dorpen Maarssenbroek en Op Buuren. De oude dorpen zijn nu kernen geworden, met allerlei voorzieningen. De Maarsseveense plassen zijn een souvenir van de zandwinning voor het ophogen van de Utrechtse wijk Overvecht. De meeste inwoners van Stichtse Vecht wonen nu in randstedelijke wijken. Maarssenbroek spant de kroon met 23.000 van de 65.000 inwoners van de gemeente. In lijn met de traditie prijst Stichtse Vecht zich aan als ‘het buiten van de Randstad’ en ‘achtertuin van Amsterdam en Utrecht’.
Voor inwoners van steden zijn de dorpen en landschappen van Stichtse Vecht een fijne plek waar ze graag naartoe gaan. Het begon ooit met ‘herenkamers’ aan de boerderijen en buitenplaatsen met prachtige tuinen. Vandaag de dag is Stichtse Vecht het ‘buiten van de Randstad’ en een groene long tussen de grote steden in. Nut en plezier gaan hier al eeuwen samen. Het nut vertaalt zich in de komst van mensen die hier wonen en/of werken. Het plezier is terug te zien in de vele voorzieningen voor recreatie en toerisme: recreatiewoningen, watersport, recreatieparken, natuurgebieden, fiets- en wandelpaden. Het vele erfgoed geeft deze bestemming een meerwaarde: het decor van de Vecht, de oude dorpen, forten, buitenplaatsen en kleinschalige landschappen. Daarnaast is er, met name in en om de oostelijke veenplassen, een watersportlandschap ontstaan, zoals bij de Scheendijk achter Breukelen.